Mondelinge vraag: erkenningcriteria toeristische deelregio's (Druivenstreek)

Op 28 juni 2016

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT - PROVINCIERAAD VAN 28 JUNI 2016

Mondelinge vraag van provincieraadslid Liselore Fuchs i.v.m. de erkenningscriteria toeristische deelregio's

Op 9 juni jl. richtte ik een schriftelijke vraag aan de dienst Vrije Tijd en Toerisme om te achterhalen welke de criteria zijn om als toeristische deelregio te worden erkend.

 Aanleiding was de vaststelling dat de Druivenstreek in zowat alle toeristische communicatie wordt vermeld als onderdeel van Zuid-Dijleland. Bij het grote publiek blijft die aanduiding echter vaag en weinig aansprekend. De Druivenstreek heeft nochtans een sterke eigen identiteit die toeristen potentieel veel sterker kan aanspreken. Bovendien is de Brabantse tafeldruif een erkend streekproduct, sterk verbonden aan deze regio.

Namens de deputatie ik ontving daarop een schriftelijk antwoord met een opsomming van de promotionele inspanningen die de provincie levert voor de Druivenstreek. Mijn vraag bleef daarbij echter onbeantwoord. Vandaar dat ik ze via deze weg nogmaals wil voorleggen aan de deputatie:

Aangezien de erkenning van toeristische deelregio’s een zaak is van het provinciebestuur wil ik  graag vernemen aan welke criteria de Druivenstreek moet voldoen om erkend te kunnen worden als toeristische deelregio?

Antwoord van gedeputeerde Monique Swinnen (transcriptie)

«Er zijn geen decretale regels over hoe toeristische regio’s tot stand komen. Om te begrijpen hoe die regio’s tot stand zijn gekomen moeten we teruggaan tot het ontstaan van de provincie Vlaams-Brabant: de toeristische werkingen bestonden immers al voor de provincie Vlaams-Brabant  er was.

Toerisme Vlaanderen wilde 15  toeristische regio’s erkennen voor heel Vlaanderen. Voor Vlaams-Brabant was er ruimte om drie toeristische regio’s mee te nemen. Bij het ontstaan van de nieuwe provincie Vlaams-Brabant, is er met de gemeentebesturen en de toenmalige VVV’s een groot onderzoek uitgevoerd naar het (toeristisch) aanbod in de provincie. Op basis van dat onderzoek heeft men drie regio’s overgehouden nl.: de kunststad Leuven, Hageland en Groene Gordel.  Dat zijn de drie, door Vlaanderen erkende, toeristische regio’s voor Vlaams-Brabant.

Daarbinnen is er de mogelijkheid om samen te werken op kleinere niveaus, bijvoorbeeld binnen de Groene Gordel. Daar hebben we drie werkregio’s: Pajottenland Zennevallei, Brabantse Kouters en Dijleland. Maar die worden naar buiten niét als toeristische regio’s gepromoot.

Nu hebben een aantal mensen het daar zeer moeilijk mee, dat hun streek niet als een toeristische regio, in dat grote verband van Vlaanderen, wordt meegenomen.

De reden waarom Vlaanderen destijds heeft gekozen voor een aantal grotere regio’s, is puur van marketingstrategische aard. Tenzij je de kunststeden neemt (die op zich genoeg potentieel hebben) kan je een heel kleine streek niet promoten in het buitenland. Om mensen te kunnen overhalen naar een bepaalde regio te komen, heb je minimale schaal nodig (d.w.z. minstens een omschrijving van een tiental gemeenten). Je hebt voldoende aanbod nodig inzake attracties, musea, landschappen, historische gegevens, recreatieve mogelijkheden, verblijven, B&B’s, hotels, restaurants… Verder heb je ook nog een marketingbudget nodig. In 2000, bij de finale vaststelling van de drie regio’s (binnen Vlaams-Brabant), had men een jaarlijks budget van 150.000 euro. Zonder de werking van Toerisme Vlaams-Brabant, had geen enkel regio dat bedrag. Om dat te realiseren is heel het systeem van de convenanten op tafel gelegd, waarbij zowel de inbreng van gemeentebesturen, VVV’s, de regio’s en provincies werden gebundeld om tenminste die budgetten te kunnen samenleggen. Dat is de basis waarop die drie regio’s zijn ontstaan.

Een eerste keer dat daarover commotie ontstond, was op het ogenblik dat er borden langs de autostrade moesten komen. Er gingen – i.p.v de bruine borden – nieuwe, kleurrijke fotoborden komen. Er is toen erg gepleit om die kleine entiteiten zichtbaar te maken.  Voor de Druivenstreek is er toen een bord gezet.

 In de nieuwe conventanten met de gemeenten hebben we afgesproken dat de bestaande regio’s voor Vlaanderen behouden blijven.  Toerisme Vlaanderen neemt de kleinere regio’s niet mee in de promotie naar het buitenland. Verder wordt het zwaartepunt inzake marketingacties bij de schepenen (van Toerisme) gelegd. Wat de Druivenstreek betreft werd met vier gemeentes voor dit jaar een mooi promotietraject uitgewerkt, dat begin juli – bij de eerste knip van de druiven –  aan het publiek wordt voorgesteld. Ik heb van die schepenen van Toerisme daar tot nu toe geen negatieve opmerkingen of boodschappen over gehoord. Dus, naar mijn aanvoelen ligt dat goed in de streek.

 Wat misschien wel een vraag kan zijn van Tervuren en misschien van de burgemeester van Tervuren is dat Tervuren zelf graag een erkenning als toeristisch bezoekerscentrum zou verkrijgen bij de FOD Economie. En dat begrijp ik ook wel, want dat geeft u een aantal faciliteiten op vlak van taalgebruik, openingsuren voor horeca, enz. Maar dat heeft helemaal niets te maken met erkenning als toeristische regio door de provincie of Vlaanderen. Naar mijn aanvoelen zitten we daar goed, tenzij ik van onderuit, van die schepenen van Toerisme, een ander signaal zou krijgen…»

Liselore Fuchs: Dank voor uw antwoord. Toch nog even aanstippen dat de vraag niét van de burgemeester van Tervuren kwam. De vraag komt van mensen die actief zijn binnen de toeristische sector en een aantal activiteiten organiseren in de Druivenstreek.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is