U bent hier
Schriftelijke vraag: uitbreiding bedrijvenzone Molm en ringweg Asse
Schriftelijke vraag van N-VA-provincieraadslid Joris Van den Cruijce betreffende kleinstedelijk gebied Asse en de bijhorende provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUPs)
1.) Het plan-MER (milieueffectrapport), gepubliceerd in het voorjaar 2015, stelt dat een uitbreiding van de bedrijvenzone in Mollem met 15 à 25ha mogelijk is, qua mobiliteit (p. 241). Tijdens de plenaire vergadering in augustus 2015 werd gestipuleerd dat de kengetallen voor de microsimulaties in verband met de mobiliteitseffecten ‘relatief laag’ werden bepaald. Toch vermeldt de ruimtebalans in het betreffende (deel)PRUP hier een getal van 35ha. Tijdens de commissievergadering werd 25 ha vooropgesteld. Vanwaar deze discrepantie? En welke uitbreiding wordt er nu daadwerkelijk toegelaten op het bedrijventerrein? Er werd eveneens een bijkomende randvoorwaarde opgelegd: de uitbreiding van de capaciteit inzake mobiliteit. Wat is de waarde van deze randvoorwaarde? Kan er bijvoorbeeld geen enkele uitbreiding komen, zonder aanpassing van de nabijgelegen rotonde?
Antwoord deputatie (02.02.2016): «Volgende tabel (pp. 94-95 van de toelichtingsnota van het betreffende ruimtelijk uitvoeringsplan) geeft een gedetailleerd overzicht van de oppervlaktes die vandaag de dag reeds bestemd zijn i.f.v. bedrijvigheid en de oppervlaktes die bijkomend worden bestemd:
Bij de cijfers in de tabel kan volgende verduidelijking worden gegeven:
• 12ha 94a wordt bijkomend bestemd voor zuiver gemengd regionaal bedrijventerrein.
• Daarnaast wordt bijkomend 10ha 48a bestemd als zone voor landschapsbuffer. Binnen deze bestemming zijn activiteiten en bebouwing in functie van bedrijvigheid mogelijk, maar gezien de verplichtingen inzake de verplichte groenaanleg voor landschappelijke buffering, beperkingen inzake bouwhoogte, de verplichte bouwlijn die een deel van de zone onbebouwbaar maakt, kan deze zone niet in haar geheel meegeteld worden bij de berekening van de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijventerrein.
• Hetzelfde geldt voor de ongeveer 5ha 'gemengde bedrijvenzone met landschappelijk karakter'. Ook hierbinnen kan een groot deel van de oppervlakte niet aangewend worden voor bedrijfsactiviteiten (er zijn o.a. zichtassen en een bomenrij ingetekend die dienen gevrijwaard te worden, bouwlijnen bakenen de perceelsdelen af waarbuiten geen gebouwen zijn toegelaten, er dienen heel wat groenaanplantingen voorzien te worden om de landelijke inpassing te verzekeren, de functionele mogelijkheden zijn beperkter dan in de 'zone gemengd regionaal bedrijventerrein'...)
De effectieve oppervlakte die kan gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten ligt dus steeds lager dan wat in de ruimtebalans onder de gebiedscategorie 'bedrijvigheid' valt. Alles wat aan deze bedrijvigheid is verbonden (zoals de verplichte groenaanleg en open ruimtes voor de afscherming van een bedrijvenzone) wordt in de ruimtebalans namelijk ook onder deze gebiedscategorie gebracht. Een exact cijfer kan niet berekend worden aangezien dit afhankelijk is van het ontwerp, en er ook verschillen zitten in de functionele invulling. Het getal dat tijdens de commissietoelichting werd vooropgesteld, zijnde 25ha, is een realistische inschatting van de maximale mogelijke uitbreiding van de huidigde bedrijvenzone.
In de stedenbouwkundige voorschriften van het voorontwerp ruimelijk uitvoeringsplan wordt geen rechtstreekse koppeling gemaakt tussen de uitbreiding van de bedrijvenzone en uit te voeren mobiliteitsmaatregelen of aan te leggen weginfrastructuur. De voorschriften sluiten wel de oprichting van autonome kantoren, van kleinhandel of zuivere opslag- of transportbedrijven uit. Dit zijn namelijk functies die sterk verkeersgenerend zijn.»
2.) De richtlijnennota voor het plan-MER vermeldt op pagina 5 bovenaan dat er ook een nulstudie moet worden uitgevoerd inzake mobiliteit. Welke maatregelen kunnen worden uitgevoerd om het centrum van Asse verkeersluwer te maken zonder de aanleg van een ringweg? Werd dit onderzoek gevoerd en zoja; kunnen we het terugvinden in het MER-rapport? Wat waren de conclusies van dit onderzoek?
Antwoord deputatie (02.02.2016): «Een nulstudie inzake mobiliteit werd niet uitgevoerd in het plan-MER, dat evenwel door de dienst MER werd goedgekeurd en conform de richtlijnen verklaard werd. Hieruit kan afgeleid worden dat het uitgevoerde onderzoek dus in voldoende mate tegemoet kwam aan de bepalingen uit de richtlijnen.»