U bent hier
Mondelinge vraag: cultuurinventaris provincie Vlaams-Brabant - stand van zaken
PROVINCIERAAD VLAAMS-BRABANT van 2 februari 2016
Mondelinge vraag van de heer Joris Van den Cruijce van 31 januari 2016 inzake de inventarisatie van personeel, werkingsmiddelen en infrastructuur verbonden aan de bevoegdheid cultuur.
De heer Van den Cruijce licht toe dat eind november 2015 de deadline voor de provincies verstreek om bij de Vlaamse overheid een inventaris in te dienen van het personeel, de werkingsmiddelen en de infrastructuur verbonden aan de culturele taken waarvoor de provincies vanaf 1 januari 2017 niet langer bevoegd zijn.
In deze context stelt hij de volgende vragen:
• heeft onze provincie deze inventaris tijdig kunnen overmaken?
• kan de deputatie aangeven hoeveel personeel, werkingsmiddelen en welke infrastructuur verbonden zijn aan de bevoegdheid cultuur?
• minister Sven Gatz kondigt in zijn beleidsnota aan de bevoegdheidsoverdracht te zullen organiseren via maatwerk. Welke contacten zijn er dienaangaande al geweest met het kabinet Gatz om de continuïteit van de huidige projecten te kunnen verzekeren?
De heer Dehaene, gedeputeerde, antwoordt dat Vlaanderen heeft beslist een aantal taken over te dragen naar een ander niveau. Hij verduidelijkt dat deze overdracht niet de keuze is van de provincie zelf. Hij zegt dat de fiches voor welzijn en cultuur op 4 december 2015 werden overgemaakt aan het kabinet van minister Gatz. De informatie werd dus binnen de afgesproken termijn ingeleverd.
Hij voegt toe dat de dienst cultuur en de dienst erfgoed zijn verbonden aan de bevoegdheid cultuur. De cel onroerend erfgoed valt hier buiten, aangezien deze materie grondgebonden is. In totaal gaat het hier over een 12-tal personeelsleden die gelijk staan aan 8 VTE’s. In 2014 stond hier een budget tegenover van 2.150.000 euro.
Hij stelt dat er qua infrastructuur niets werd overgedragen aangezien de provincie Vlaams-Brabant ook geen eigen musea heeft.
Hij benadrukt dat er reeds gesprekken hebben plaatsgevonden met het kabinet van minister Gatz waaruit is gebleken dat de intentie bestaat om de aangegane engagementen ook te blijven waarborgen. De heer Dehaene, gedeputeerde, verwijst hiervoor naar de toneeltornooien. Hij legt uit dat de verenigingen die deelnemen, 3 jaar na elkaar een kleine subsidie ontvangen. Ook in 2017 en 2018 zouden deze verenigingen aanspraak moeten kunnen maken op een tegemoetkoming. Het kabinet van minister Gatz heeft bevestigd dat zij deze bedragen nominatief zullen inschrijven in hun budget. Hij zegt dat het momenteel nog niet duidelijk is of nadien nog toneeltornooien zullen georganiseerd worden.
De heer Van den Cruijce vraagt of de deputatie ook de nodige communicatie zal doen naar de verschillende toneelverenigingen. Hij stelt vast dat in de begeleidende brief bij het subsidiereglement voor het subsidiëren van artistieke projecten voor jongeren en volwassenen, onderaan staat vermeld dat info kan verkregen worden bij het kabinet van minister Gatz. Hij vindt het wat voorbarig om dit zo al te stellen en zegt dat het beter is om tot eind 2016 de contactgegevens van de provincie ter vermelden. Nadien is het de bevoegdheid van Vlaanderen om hierover te waken.
De heer Dehaene, gedeputeerde, vermoedt dat in die brief tevens melding wordt gemaakt van het feit dat de provincie tot eind 2016 bevoegd is en dat de contacten zich nadien op Vlaams niveau situeren.